Toen ik vandaag op de trein naar huis zat, zag ik een prachtig schouwspel door het raam. Het was 16u50 en de wereld stond in brand.
De bloedende zon spuwde vlammen op het uitzicht dat ik waarnam. In vuur en vlam sloot de dag zijn ogen en sloeg de maan beschermend zijn armen om ons heen.
Het was een normale herfstige valavond in november, maar de rode zon maakte de wereld zoveel liever en zachter dan hij eigenlijk is.
Door dat licht vergat ik het leed in de wereld.
Krijsende kinderen met bolle buikjes die vragen om een glas water en een boterham.
Huilende bossen en tranende bomen die het onderspit moeten delven tegenover de allesoverheersende menselijke wil, het snakken naar meer, meer, meer.
Jonge olifantjes en hermelijntjes die doelloos rondzwerven omdat hun ouders vermoord werden voor hun slagtanden of hun vacht.
In het gouden, rode, zachte herfstlicht dat de avond aankondigde, vergat ik even hoe erg de wereld er aan toe is.
Met grote ogen bewonderde ik dit eenvoudige schouwspel, dit natuurlijke mirakel.
Ik hou mezelf voor dat ik nooit mag vergeten hoe mooi de natuur is.
De mens mag dit nooit vergeten, en steeds met grote ogen blijven kijken.