"Er was geen wolkje te bekennen. Toch hing over alles die wazige sluier die zo kenmerkend is voor de lente. Het blauw van de hemel deed dappere pogingen om van boven door al dat vaags heen te dringen. Geruisloos dwarrelde het zonlicht als fijn stof neer door de ether en vormde zonder dat iemand het zag een laagje op de grond.
Een warme windvlaag bracht het licht aan het trillen. De lucht zette zich in beweging, zo langzaam en geleidelijk als een zwerm vogeltjes die zich van boom naar boom verplaatst. Hij gleed de groene, glooiende helling voorbij de spoorlijn af, stak de rails over en stroomde door de bomen zonder hun bladeren ook maar te beroeren. De roep van een koekoek klonk door het zachte zonlicht en stierf weg over de heuveltoppen. De heuvels rezen op en vielen neer als de flanken van een rij enorme slapende poezen die opgekruld lagen te zonnen in de tijd."
Quote van Haruki Murakami, uit Flipperen in 1973