"Zal ik jou mijn naam eens zeggen?", vroeg een lief vierjarig meisje vandaag aan mij.
"Ik weet al hoe jij heet", antwoordde ik haar. Ze keek verbaasd. "Jouw naam is Pauline."
Verwonderd keek Pauline me aan, alsof ik alles dat er te weten valt ook effectief wist. In haar ogen las ik de hoop dat zij als volwassene ook alles ter wereld zou weten.
Ik bracht haar terug met beide voeten op de grond. "Jouw mama heeft mij dat gezegd", zei ik.
En ineens snapte ze het, mama had het gezegd.
"Hoe oud ben jij eigenlijk?", vroeg Pauline daarna. Ik glimlachte en zei dat ze mocht raden.
"Ben je twaalf?" Ik glimlachte nog breder. "Ik ben ouder dan twaalf. Al véél ouder. Raad maar opnieuw."
Pauline keek me bedenkelijk aan en dacht even na. "Ben je al dertien?", vroeg ze ongelovig. Ik antwoordde dat ik nog veel veel veel ouder was. "Ik ben al vierentwintig, lieve meid."
Vierentwintig.
Ze zweeg en keek om zich heen, om te zien hoeveel vierentwintig eigenlijk was.
Nergens konden haar jonge en open ogen iets vinden dat al zo oud was dat het vierentwintig was.
Ze zag haar broertje, ballonnen en knuffels, maar niets dat al zo oud zou kunnen zijn, toch niet volgens haar.
"Later word ik ook vierentwintig", zei ze.
"Hoeveel kindjes heb je?" Ze vroeg het oprecht. Mijn hart smolt.
Nog geen, antwoordde ik. "Maar ik hoop dat mijn kindjes later even lief zullen zijn als jij."
Ze leek tevreden met mijn antwoord.
Met hernieuwde interesse keek ze naar de roze ballon in haar hand en richtte dan opnieuw haar aandacht op mij. "Als je wil mag je mijn ballon hebben hoor."
Haar ballon mocht ze houden, verzekerde ik haar, die was speciaal voor haar.
"Ik vind nog wel genoeg ballonnen, lieve Pauline. Ga nu maar naar jouw mama, ze wacht op jou!" Ze lachte lief, zwaaide en snelde naar haar moeder toe.
Ik keek haar roze ballon na tot ik hem niet meer zag.
Waren alle volwassenen maar zo lief en puur als dit vierjarig Paulinetje.